Bezoek gynaecoloog
waarom bezoek bij gynaecoloog
De eerste drie maanden zijn cruciaal voor de ontwikkeling van het embryo omdat alle organen zich dan vormen. Tijdens die periode is het embryo bijzonder kwetsbaar en wordt het blootgesteld aan alle stoffen die u binnenkrijgt. Daardoor bestaat er een groot risico op misvormingen en een groeiachterstand.
Uw gynaecoloog of vroedvrouw kan u adviseren wat u beter niet meer consumeert (alcohol, tabak, drugs, zelfmedicatie, bepaalde voedingsbereidingen, enz.) of doet (radiografie, belastende sporten, enz.) tijdens deze periode.
U krijgt ook tips om gezonde gewoontes aan te leren tijdens uw zwangerschap: evenwichtig eten, in vorm blijven, mag u vrijen tijdens de zwangerschap, enz.

Hoe vaak moet je langs gaan bij de gynaecoloog en waneer?
12-14 weken
- Bepalen van juiste zwangerschapsleeftijd.
- Vaststellen eventuele meerlingenzwangerschap.
- Opsporen van sommige anatomische afwijkingen.
- Inschatten van het risico op chromosoomafwijkingen (erfelijkheid) bij de baby door een gespecialiseerde arts (dmv een combinatie van echografische beelden en bloedname). Voor deze prenatale screening naar chromosomale afwijkingen, vroeggeboorte en pre-eclampsie moet u dit toestemmingsformulier invullen en ondertekend meebrengen
18-22 weken
- Vaginaal onderzoek naar rijpheid van de baarmoederhals, als u dit wenst.
- Echo
- Ontwikkeling, groei en ligging van baby.
- Plaats bepalen van moederkoek.
- Opsporen van bepaalde misvormingen.
30-34 weken
- Bepalen van groei, grootte en ligging van baby.
- Meten van hoeveelheid vruchtwater.
- Plaats bepalen van moederkoek.
38-40 weken
Vaginaal onderzoek naar de rijpheid van de baarmoederhals.
Door dit onderzoek wordt nagegaan of de baarmoederhals gesloten en lang blijft. We controleren daarbij ook of u geen bloed verliest of een infectie hebt opgelopen. Elke infectie moet onmiddellijk behandeld worden.
Testen Downsyndroom
1. De triple-test
Deze test is relatief recent. Het gaat om een bloedonderzoek waarbij in het bloed van de zwangere 3 welbepaalde stoffen worden gemeten : HCG (humaan gonadotrofine), oestriol en alfa-foetoproteïne (een eiwit aangemaakt door de foetus).
Bij kinderen met het Downsyndroom is vaak te weinig AFP in het bloed van de moeder aanwezig. Uit de hoeveelheid AFP, de twee andere merkstoffen en de leeftijd van de moeder wordt de kans op een kind met het Downsyndroom berekend.
2. Meting van de nekplooi
Bij een zwangerschapsduur tussen de 10 en 14 weken wordt de dikte van de nekplooi van de foetus (de vrucht) gemeten. In de nek is dan vaak een klein beetje vocht aanwezig. Dit ‘schilletje’ vocht is gewoonlijk niet meer dan 3 mm dik.
Bij een dikkere nekplooi dan gebruikelijk is de kans groter dat het kind een aangeboren aandoening heeft. Er kan dan sprake zijn van een chromosoomafwijking, zoals bijvoorbeeld het Downsyndroom. neemt met de leeftijd toe, op ongeveer dezelfde wijze als beschreven bij de triple-test.
Maak jouw eigen website met JouwWeb